Hemofilie is een bloedingsstoornis die meestal van genetische oorsprong is. De term ‘hemofilie’ komt uit het Grieks en betekent ‘neiging tot bloedingen’. De ziekte wordt gekenmerkt door een verstoring van de bloedstolling. Mensen met een erfelijke vorm van hemofilie kunnen niet alle factoren aanmaken die nodig zijn voor de stolling. Daardoor stolt hun bloed heel traag, of stolt het niet meer.

Het stollingsmechanisme

Normaal gezien brengt elk letsel een stollingsproces in ons bloed op gang om de bloeding te stoppen. Het bloedvat dat naar het letsel leidt, vernauwt zich zodat er minder bloed naar de wonde vloeit. Tegelijk hechten zich bloedplaatjes aan de wonde, die verharden en de wonde afsluiten.

Deze eerste afsluiting van de wonde moet nog gestabiliseerd en versterkt worden met fibrinevezels. Voor dit verstevigingsproces is activatie van de stollingscascade nodig. De stollingsfactoren die een rol spelen bij de vorming van bloedplasma worden altijd in een bepaalde volgorde geactiveerd: een factor kan alleen door de vorige factor geactiveerd worden. Als een van die factoren er niet is of als er maar heel weinig van is, wordt de volgende factor niet geactiveerd. Dat maakt een einde aan de stollingscascade met als gevolg dat de wonde niet wordt afgesloten met fibrine en het bloeden niet stopt.

Hemofilie en andere stollingsstoornissen

Er zijn verschillende vormen van hemofilie, afhankelijk van de stollingsfactor:

frequentie hemofilie a en b

Frequentie van hemofilie

Zoals het diagram laat zien, is hemofilie A veruit de vaakst voorkomende vorm van hemofilie. Hemofilie in het algemeen komt ook bijna uitsluitend voor bij mannen.

Er zijn andere stollingsstoornissen die niet als een klassieke vorm van hemofilie worden beschouwd:

Graad van ernst bij hemofilie A

Hemofilie A komt voor in verschillende graden van ernst, die gekenmerkt worden door de mate waarin de factor activiteit verminderd is ten opzichte van gezonde personen. De activiteit van factor VIII bij een gezonde persoon geldt als referentiewaarde: aangenomen wordt dat die idealiter 100 % bedraagt. Op basis daarvan wordt dan de procentuele restactiviteit van de stollingsfactoren bij de hemofiliepatiënt berekend. Een zwakke restactiviteit betekent dat het bloed traag stolt en dat de symptomen ernstig zijn.

ERNST VAN HEMOFILIE RESTACTIVITEIT
VAN DE STOLLINGSFACTOREN

SYMPTOMEN
Normale activiteit
40 – 100 %

Geen

Lichte hemofilie
5 – 40 %
Spontane bloedingen zijn zeldzaam; ernstige bloedingen bij grote trauma’s of chirurgische ingrepen
Matige hemofilie
1 – 5 %

Occasionele spontane bloedingen; langdurige bloedingen bij kleine trauma’s of chirurgische ingrepen

Ernstige hemofilie
Minder dan 1%

Spontane bloedingen in de gewrichten of spieren, zonder aanwijsbaar trauma

De erfelijkheid van aangeboren hemofilie

  • man-met-hemofilie-erfelijkheid
  • vrouw-draagster-hemofilie-erfelijkheid
  • man-met-hemofilie-vrouw-draagster-erfelijkheid

Omdat hemofilie meestal een erfelijke ziekte is, kunnen we bepalen hoeveel kans de kinderen van ouders met hemofilie hebben om zelf aan de ziekte te lijden. De essentiële genetische informatie die ouders aan hun kinderen doorgeven, zit vervat in 46 chromosomen. In totaal bestaan 44 van deze chromosomen in tweevoud. De twee overige chromosomen zijn de geslachtschromosomen: chromosoom X en chromosoom Y. Vrouwen hebben twee verschillende X-chromosomen, terwijl mannen één X-chromosoom en één Y-chromosoom hebben. De informatie die nodig is om stollingsfactoren te vormen, bevindt zich op het X-chromosoom. Wanneer deze informatie gewijzigd wordt, beschikt het lichaam niet meer over het ‘bouwplan’ voor de verschillende factoren en treedt hemofilie op – of toch bij mannen, want die hebben maar één X-chromosoom. Bij vrouwen zijn deze gegevens ook aanwezig op het tweede, intacte X-chromosoom, waardoor de fout op het eerste chromosoom kan worden gecorrigeerd. Daarom wordt hemofilie bijna nooit bij vrouwen vastgesteld. Maar een draagster kan het gewijzigde erfelijk materiaal wel doorgeven aan haar kinderen. Daarnaast kan het zijn dat de wijziging niet aanwezig is in het erfelijk materiaal van de ouders, maar spontaan optreedt in dat van hun kinderen. In ongeveer één derde van de gevallen kan hemofilie worden toegeschreven aan een spontane wijziging in het erfelijk materiaal van de kinderen.

Spontaan verworven hemofilie

In uitzonderlijke omstandigheden kan een stollingsstoornis optreden bij een tot dan toe gezonde persoon door ontregeling van het immuunsysteem. In tegenstelling tot aangeboren hemofilie treft deze ziekte zowel mannen als vrouwen op latere leeftijd. Ze wordt gekenmerkt door zware inwendige bloedingen in de huid en de spieren.

Het immuunsysteem reageert ten onrechte op lichaamseigen stoffen die het als vreemd identificeert, zoals bloedstollingsfactor VIII, en minder vaak factor IX. De verstoorde immuunrespons leidt tot het produceren van afweerstoffen die antilichamen worden genoemd en eigenlijk indringers zoals bacteriën, virussen of schimmels moeten bestrijden. De antilichamen hechten zich vast aan het oppervlak van de bloedstollingsfactor, waardoor ze de activiteit van de factor blokkeren of verzwakken, of de afbraak ervan versnellen. Zo’n ontregeling van het immuunsysteem kan zich voordoen bij auto-immuunziekten of bepaalde kwaadaardige aandoeningen. In zowat de helft van de gevallen is het onmogelijk om de oorzaak van deze ontregelingen vast te stellen.

Klinisch beeld

Hemofilie A wordt gekenmerkt door herhaalde of langdurige spontane bloedingen die de levenskwaliteit van de patiënt in het gedrang brengen.

Hemofilie kan een zeer zware en pijnlijke ziekte zijn. Gewrichtsbloedingen zijn een belangrijke complicatie bij hemofilie A. Deze extreem pijnlijke bloedingen leiden tot een verminderde mobiliteit door de druk van het bloed dat de gewrichtsholte vult. Herhaalde bloedingen in dezelfde gewrichten (of ‘doelgewrichten’) kunnen invaliderend zijn en een grote impact hebben op de levenskwaliteit van de patiënt. De gewrichtsletsels die gepaard gaan met veelvuldige hemartrose, kunnen evolueren tot hemofiele arthropathie. Hiervoor kan een chirurgische ingreep nodig zijn, inclusief gewrichtsvervanging. De pijn en grote functiebeperking als gevolg van de hemofiliesymptomen hebben een invloed op de dagelijkse activiteiten.

De geschiedenis van hemofilie

De eerste sporen van hemofilie gaan terug tot de tweede eeuw voor Christus. Hemofilie staat ook bekend als de ‘ziekte van de koningen’, omdat ze vaak voorkwam aan de koninklijke hoven in Europa. Koningin Victoria van Engeland gaf het ‘hemofilie-gen’ door aan haar zoon en twee dochters. Haar zoon, prins Leopold, overleed op 31-jarige leeftijd aan een hoofdletsel door zijn hemofilie. De dochters van de koningin gaven het verantwoordelijke gen verder door aan hun kinderen, waardoor de ziekte in andere dynastieën werd verspreid. Een van haar achterkleinkinderen, de zoon van tsaar Nikolaas II van Rusland, had ook hemofilie.