Hoe wordt blaaskanker behandeld?

Er bestaan verschillende behandelingen tegen blaaskanker. Elke patiënt krijgt een specifieke behandeling op basis van zijn/haar klinisch beeld. De twee bepalende factoren zijn: de mate van uitbreiding van de tumor op het moment van de eerste diagnose en de gezondheidstoestand van de patiënt.

Mogelijke behandelingen voor blaaskanker van het type dat de spier niet infiltreert

De behandeling van blaastumoren waarbij de spier niet is geïnfiltreerd, bestaat vaak uit een transurethrale resectie van de blaas (TURB). Naast TURB kan men, afhankelijk van het stadium van de tumoruitbreiding, ook lokale chemotherapie inzetten. Het gaat hierbij om het spoelen van de blaas met een medicamenteuze oplossing. Deze lokale behandeling kan het risico op terugval verminderen.

TURB: lokale chirurgische behandeling van de tumor

TURB is de afkorting voor transurethrale resectie van de blaas. “Transurethraal” betekent “door de urinebuis ( urethra ) heen” en “resectie” is synoniem van “ablatie” of “excisie”. Dankzij deze methode kunnen artsen in één enkele stap blaaskanker diagnosticeren en behandelen.

Een TURB is een bijzondere vorm van endoscopisch onderzoek van de blaas (cystoscopie). Het wordt gebruikt als primaire behandeling voor de eliminatie van oppervlakkige tumoren (die de spier niet infiltreren) zonder incisie in de buikwand. Het laat toe de blaas te onderzoeken met behulp van een camera en eveneens een weefselmonster af te nemen.

Hoe verloopt een TURB?

Voor een TURB introduceert de arts via de urinebuis een chirurgische instrument, de resectoscoop genoemd, in de blaas. Dit instrument bestaat uit een stijve buis waarin zich een camera bevindt, en een kleine metalen lus. Met dit hulpmiddel kan de arts de binnenkant van de blaas visualiseren, weefselmonsters nemen en, indien nodig, weefsel afnemen.

De afgenomen weefsels worden vervolgens onderzocht om de aanwezigheid van tumorcellen te bepalen. Tijdens dit onderzoek kan ook worden vastgesteld of het weefsel tumorcellen bevat die snel groeien en of de tumor volledig werd geëxtraheerd. De aanwezigheid van gezonde cellen in het staal betekent dat de proliferatie volledig werd geëlimineerd. Maar als er nog kankercellen in het staal achterblijven, kan het nodig zijn om een tweede TURB-test te doen. Een TURB wordt uitgevoerd onder algemene verdoving en duurt 20 tot 60 minuten.

Behandeling door instillatie: de tumorcellen door irrigatie bestrijden

De behandeling door instillatie (van het Latijnse woord 'stilla'= 'druppel') valt onder de lokale medicamenteuze behandelingen. De werkzame stof wordt via een sonde in de urinebuis naar het orgaan gebracht waar ze haar werking moet ontplooien. Het kan gaan om chemotherapeutische (cytostatische) of immunomodulerende middelen. Een immunomodulator is een geneesmiddel dat het immuunsysteem sterk stimuleert. Een instillatiebehandeling wordt vaak gebruikt om andere behandelingen zoals bijvoorbeeld een TURB te ondersteunen (aanvullende behandeling). Het kan helpen om het risico op recidief van de tumor te voorkomen. Als het risico op terugval hoog is, zal de arts regelmatig meerdere instillatiebehandelingen voorschrijven.

Traitement cancer de la vessie
De geneesmiddelen die worden toegediend voor de immunotherapie tegen kanker (immuno-oncologie) stimuleren het immuunsysteem van het lichaam om de kanker te bestrijden.

Behandelingen van blaaskanker die de spier infiltreert of bij gemetastaseerde blaaskanker

In geval van blaaskanker waarbij de spier wordt geïnfiltreerd, zijn verschillende behandelingen mogelijk, of kunnen ze zelfs worden gecombineerd. 

Pijnbehandeling, palliatieve geneeskunde en complementaire geneeskunde

Deze standaardmethoden kunnen gepaard gaan met andere benaderingen die verschillen afhankelijk van het evolutiestadium van de tumor. Bepaalde patiënten kunnen baat hebben bij een pijnbehandeling, palliatieve geneeskunde of aanvullende behandelingsmethoden.

medecine palliative cancer de la vessie
Wanneer palliatieve geneeskunde correct wordt toegepast, kan ze de kwaliteit van leven van personen met gevorderde blaaskanker verbeteren.

Hoe wordt de blaas vervangen na operatieve verwijdering?

Na het verwijderen van de blaas kan deze laatste zijn rol in het verzamelen van urine niet meer spelen. Daarom is het van essentieel belang om een kunstmatige urine-afleiding te creëren. Er zijn verschillende opties mogelijk. De keuze hangt af van de gezondheidstoestand van de patiënt en zijn of haar voorkeuren. Men maakt bijvoorbeeld het onderscheid tussen:

  • Continentale urineafleiding (droog) = de patiënt is in staat om de urineproductie te controleren. Dit impliceert een complexe interventie en is meer geschikt voor jongere patiënten.
  • Incontinentale urineafleiding (nat) = de urine loopt continu door een zak die als reservoir dient. Dit is beter geschikt voor oudere en afhankelijke patiënten.

Kunstmatige urine afleidingsvormen

  • Een vervangblaas, ook wel kunstmatige blaas genoemd, is een van de continentale urineafleidingen. Op basis van een getransformeerd deel van de dikke darm (colon) of dunne darm (ileon) vormt men een zak om de urine te bevatten, daar waar de natuurlijke blaas zich bevond. Deze zak is vervolgens verbonden met de urinebuis en de urineleiders. De urine kan dus op natuurlijke wijze worden verwijderd. Men moet hiervoor wel het perineum trainen. Mensen met een vervangblaas voelen niet langer de natuurlijke behoefte om te plassen. Om te voorkomen dat de zak zou uitzetten, moeten ze, zelfs 's nachts, de vervangblaas om de vier uur leegmaken.
  • Kunstmatige stomazak (reservoir) - Een kunstmatige stomazak is een vorm van continentale urineafleiding die een zeer goede continentie garandeert. Dankzij een losgemaakt segment van de dunne darm of de dikke darm, maakt men een zak die de urine in het lichaam opvangt. Deze techniek onderscheidt zich van een vervangblaas door het feit dat de uitgang zich in de buikwand bevindt. Deze uitgang, die stoma wordt genoemd, wordt afgesloten met een waterdicht ventiel dat toelaat de stomazak ongeveer om de vier uur met een katheter leeg te maken. De chirurg plaatst tussen de stoma en de kunstmatige stomazak een ander stuk darm om beide te verbinden. Het ventiel bevindt zich in de buikwand.
  • Uretero-ileale implantatie - Voor deze variant verbindt de chirurg de urineleiders met een apart deel van de rectale wand dat als reservoir dient om urine en stoelgang op te vangen. De patiënt kan beide tegelijkertijd afvoeren, op voorwaarde dat de sluitspier naar behoren functioneert.
  • Urostomie (pouch) - Urostomie is vaak een alternatief wanneer een vervangblaas of kunstzak niet mogelijk is. Het gaat hier om een incontinentale urineafleiding waarbij de chirurg een stuk dunne darm van 15 tot 25 cm met de urineleiders verbindt. Hierdoor creëert het een soort afvoerkanaal, "ileonale pouch" genoemd. Soms maakt hij gebruik van een segment van de dikke darm, en dan spreken we van een "kolieklus". In beide gevallen laat de chirurg het open uiteinde van het darmsegment via de buikwand uitmonden en maakt hij er een zak voor de urine aan vast. Daarom draagt dit soort urostomie de naam "incontinent stoma".
  • Uterostomie van de huid - Het gaat hier om een directe communicatie tussen de ureus en de buikwand. De urine kan via een daartoe bestemde opening in de buik worden afgevoerd en in een klein zakje verzameld. Deze incontinente urineafleiding is aangewezen voor patiënten bij wie de gezondheidstoestand een complexe chirurgische ingreep verbiedt of bij wie de kanker al gevorderd is. Het heet een ureterostomie van de huid.