De rol van de longen is om zuurstof af te geven aan ons bloed, en zodat deze naar alle cellen van ons lichaam wordt getransporteerd. Zuurstof is noodzakelijk voor het metabolisch proces van ons lichaam.

De rol van de longen is om zuurstof af te geven aan ons bloed, en zodat deze naar alle cellen van ons lichaam wordt getransporteerd. Zuurstof is noodzakelijk voor het metabolisch proces van ons lichaam.

We hebben twee longen: de linkerlong die bestaat uit twee kwabben en de rechterlong uit drie kwabben. Beide longen zijn rijk gevasculariseerd door bloed- en lymfevaten.

Wanneer we ademhalen, komt er lucht in de luchtpijp (trachea) en de 2 bronchiën. Deze 2 takken splitsen zich in steeds kleinere en fijnere vertakkingen, de bronchioli (luchtpijptakjes). De kleinste bronchioli eindigen in ongeveer 300 miljoen kleine zakjes, de alveolen (longblaasjes). Hier vindt de gasuitwisseling plaats: de zuurstof stroomt in het bloed en het koolstofdioxide wordt eruit geëxtraheerd en naar de longen geleid waar het wordt uitgeademd. We halen meestal 12 tot 15 keer per minuut adem.

Celdeling is een natuurlijk proces van het lichaam. Wanneer de cellen echter op een ongecontroleerde manier prolifereren, waardoor het kader van de normale celdeling wordt overschreden, en ze het gezonde weefsel binnendringen en vernietigen, spreekt de medische wereld van een tumor. In de longen wordt dit soort tumor een bronchuscarcinoom genoemd.

De longkankercellen kunnen eveneens vanuit de primaire tumor via het bloed of het lymfestelsel naar andere organen migreren en daar uitzaaiingen vormen. Hiervoor gebruiken ze verschillende mechanismen. Ze kunnen zich oneindig delen, sommige groeisignalen produceren, aan bepaalde signalen ontsnappen die bedoeld zijn om de groei te stoppen, maar ook om de geprogrammeerde celdood stoppen. Deze signalen dienen normaal gezien om  getransformeerde cellen te elimineren. De kankercellen kunnen het immuunsysteem ook ontwijken en eigen bloedvaten vormen om zich beter te voeden.

(1) De celdeling van een gezonde cel gebeurt op een gecontroleerde manier. (2) In geval van onherstelbare cellulaire schade, vernietigt de gezonde cel zichzelf. Dit is de celdood. (3) Wanneer de cel zichzelf, ondanks onherstelbare cellulaire schade, niet op een gecontroleerde manier vernietigt, spreken we van een kankercel. De cel groeit en deelt zich; we spreken dan van tumorale groei.

Meer dan de helft van de kankergezwellen in de longen ontwikkelt zich in het bovenste gedeelte van de long, vooral in de bronchi. De ligging van deze zone maakt het kwetsbaarder, omdat het vaker wordt blootgesteld aan externe schadelijke stoffen die het ontstaan van een tumor bevorderen. Maar geen enkel deel is beschermd tegen de ontwikkeling van een tumor. 

De kankercellen hebben verschillende groottes, waardoor onderscheid kan worden gemaakt tussen niet-kleincellige longkanker en kleincellige longkanker.

Niet-kleincellige longkanker (NSCLC – in het Engels – Non Small Cell Lung Cancer) is de meest voorkomende vorm en treft ongeveer 80% van de mensen met longkanker. Deze groeit langzamer en kan soms in een vroeg stadium worden gediagnosticeerd, voordat die uitzaaiingen ontwikkelt. De kans op herstel  is vaak beter dan die van kleincellige longkanker.

Kleincellige longkanker (SCLC – in het Engels – small cell lung cancer) groeit meestal sneller en vormt al snel uitzaaiingen in andere organen.

In de meeste gevallen worden de symptomen van longkanker te laat waargenomen of worden ze verkeerd geïnterpreteerd. Deze kanker veroorzaakt inderdaad in de vroege stadia maar zelden problemen. Toch zijn er fysieke tekenen die ons kunnen alarmeren en waarvan de oorsprong door een arts moet worden opgehelderd:

  • Hoest, inclusief hardnekkige rokershoest die plotseling verandert

  • Kortademigheid en piepende ademhaling

  • Pijn op de borst

  • Heesheid en slikproblemen

  • Ophoesten van bloed of bloederig sputum (slijm)

  • Diffuse pijn op de borst of in de boezem

  • Permanent gevoel van vermoeidheid of zwakte

  • Belangrijk gewichtsverlies

De long heeft geen sensorische pijnreceptoren (nociceptieve vezels) en de getroffen personen voelen in het begin niets. Daarom worden de meeste bronchiale carcinomen bij toeval ontdekt, bijvoorbeeld tijdens routineonderzoeken of voorafgaand aan een operatie. Aangezien longkanker niet altijd in een vroeg stadium duidelijk kan worden opgespoord, vereist een duidelijke diagnose verschillende onderzoeken.

De verschillende onderzoeksmethoden dienen niet alleen voor het opsporen van longkanker, ze kunnen ook vitale informatie geven over de aard van de tumor, die belangrijk is voor zowel de prognose als de behandeling:

  • Is dit een kwaadaardige tumor (maligniteit)?

  • Wat voor soort longkanker is het?

  • Waar bevindt de tumor zich precies in de long?

  • Is de ziekte al in een vergevorderd stadium?

Na de anamnese, d.w.z. het registreren van uw medische voorgeschiedenis, uw manier van leven of uw huidige gezondheidsproblemen, zijn er verschillende onderzoeksmethoden. Deze keuze hangt af van uw persoonlijke situatie. Niet alle onderzoeken zijn nodig.

Een echografie stuurt golven in het lichaam die met variërende intensiteit door het weefsel worden gereflecteerd. Hierdoor worden afbeeldingen gecreëerd die eventuele anomalieën kunnen tonen.

Met een radiografie van de borst kan een tumor vanaf een bepaalde grootte worden gevisualiseerd, alsmede in de long worden gelokaliseerd.

Computertomografie, ook bekend als CT-scan, kan gebieden visualiseren die bij een radiografie ontsnappen. Een computer berekent afbeeldingen in de vorm van dwarsdoorsneden die nauwkeuriger informeren over de tumorgrootte, de positie en de omvang ervan.

Magnetische resonantiebeeldvorming maakt gebruik van sterke magnetische velden om een zo nauwkeurig mogelijk beeld van de tumor te verkrijgen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd voorafgaand aan chirurgische interventies en voor de diagnose van uitzaaiingen.

De positron emissietomografie onthult tumoren en uitzaaiingen met behulp van een soort scanner. De patiënt drinkt vooraf een zwak radioactieve suikeroplossing en wordt vervolgens in een ringvormig apparaat geschoven. Aangezien de kankercellen een sterk verhoogde behoefte aan suiker hebben, concentreert deze laatste zich voornamelijk in de tumorcellen, waardoor deze zichtbaar worden.

Tijdens een bronchoscopie brengt de arts via de mond of de neus een dunne flexibele slang in de bronchiën. Het doel van de bronchoscopie is om weefselmonsters te nemen uit het verdachte longgebied, of om cellen te verzamelen door middel van een longspoeling (bronchoalveolaire lavage (BAL)) of door bronchiaal borstelen. De monsters worden daarna onderzocht op weefsel- en celveranderingen,om te bepalen of het gaat om een goedaardige of kwaadaardige tumor en om het subtype te definiëren.

Een fijne naaldbiopsie wordt gebruikt om longcellen af te nemen met een lange, dunne naald voor histologisch onderzoek.

Het komt vaak voor dat in aanwezigheid van een longcarcinoom ook de lymfeklieren in het mediastinum (de ruimte tussen beide longen in) betrokken zijn. Een mediastinoscopie onderzoekt daarom de ruimte tussen de twee longen in. Weefselmonsters kunnen worden afgenomen door middel van een kleine sonde.

In sommige gevallen, is het mogelijk om feitelijke anomalieën in het erfelijke materiaal van de cellen die verantwoordelijk zijn voor de tumor te detecteren. De identificatie van deze "biomarkers" heeft een belangrijke invloed op de beslissing van de arts mbt de behandeling.

De genetische kenmerken van de tumorcellen geven een andere aanwijzing voor de beschikbare behandelingsopties. Voor een niet-kleincellige longkanker kunnen ze informatie verstrekken over de effectiviteit en het werkingsmechanisme van gerichte behandelingen. Het tumorweefsel wordt daarvoor onderworpen aan een genetische analyse. Deze screening op een biomerker kan de aanwezigheid van genetische wijzigingen of de aanwezigheid van sommige eiwitten/receptoren aantonen. Als de tests het bestaan ervan bevestigen, is het mogelijk om geval per geval een gerichte behandeling te overwegen die het individuele kenmerk van de tumor zal aanvallen.

De stadiëring van kanker helpt om de correcte behandeling van de ziekte te bepalen. De behandelingsopties variëren afhankelijk van het stadium. Er zijn een aantal criteria waarmee rekening wordt gehouden bij het toewijzen van de tumortypen aan de verschillende stadia.

Voor niet-kleincellige longkanker wordt de zogenaamde TNM-classificatie gebruikt, waarbij deze drie letters het volgende aangeven:

  • T (tumor): betreft de uitbreiding van de tumor in het omringende weefsel. Deze waarde ligt tussen 0 en 4.

  • N (nodes (klieren)): betreft de af- of aanwezigheid van uitzaaiingen in de lymfeklieren. Deze waarde ligt tussen 0 en 3.

  • M (metastase (uitzaaiing)): betreft de af- of aanwezigheid van uitzaaiingen op afstand. Deze waarde ligt tussen 0 en 1.

De verschillende combinaties van T, N en M zijn gegroepeerd in 4 stadia, variërend van stadium I t/m IV.

Voor kleincellige longkanker worden twee stadia onderscheiden:

  • Het beperkte stadium (limited stage, LS): de tumor is beperkt tot één long en één helft van de borst (thorax).

  • Het uitgebreide stadium (extensive stage, ES): de tumor is al uitgezaaid naar de tweede long, buiten de long (bijvoorbeeld in de borstwand) of in andere organen.

Stichting tegen Kanker

Fondation ARC pour la recherche sur le cancer

R.E. : Pharm E. De Bruyne - M-BE-00001590 - Created on 06/07/2022


De informatie op deze site is bedoeld voor een breed publiek en kan productdetails of andere informatie bevatten die niet van toepassing of geldig is in uw land. Wij maken u erop attent dat wij geen enkele verantwoordelijkheid nemen voor het benaderen van deze informatie, die mogelijk niet in overeenstemming is met geldende juridische procedures, wet- en regelgeving, registraties of gebruiken in uw land.